HOOFDSTUK 11: Examens

Vandaag ben ik, tegen beter weten in, examen gaan doen. Over enkele dagen stop ik met studeren en dan is ook dat voor niets geweest, maar voorlopig vervul ik mijn plichten. Het was gemakkelijk. Aan de hand van stukjes tekst moesten wij vertellen wie dat geschreven had. Ik had ze allemaal juist. Als ik zou willen, zou ik een goede student kunnen zijn. Ik zou wetenschapper kunnen worden en medicijnen uitvinden tegen aids of ik zou integralen kunnen oplossen en leren wat sinussen en cosinussen zijn. Maar dat laat ik liever over aan de echte wetenschappers. Zij die wel het karakter hadden hun boeken open te doen en naar de les te gaan en hun examens op te lossen. Ze verdienen het om de gehele wereld te regeren met hun select groepje. Zij zijn de mensen die houden van de exacte wetenschappen, zoals de chemie en de fysica, of zoals er een wetenschap bestaat die zich enkel bezighoudt met cijfertjes en hun onderlinge verbanden. Ik houd meer van het creatieve aspect van een taal. Een –dt fout kan vooralsnog geen kernramp veroorzaken. Ik ontloop mijn verantwoordelijkheden en probeer net als zovele anderen met vallen en opstaan toch iets te maken van mijn leven. Ik leef als de vogels op het veld. Ze ploegen niet, ze zaaien, noch ze maaien, maar toch blijven ze in leven. Er wordt voor mij gezorgd door mensen die het goed met mij voorhebben, en die wel iets aanvangen met hun talenten. Cijfertjes bijvoorbeeld. 
Op de terugweg zag ik een oud vrouwtje staan sukkelen aan de automaat met treintickets. ‘Zou jij me kunnen helpen, lieve jongen’, vroeg ze beleefd. Ik antwoordde met een korte, maar niet mis te verstane ‘nee’. Het vrouwtje begon bijna te huilen, maar ik trok het mij niet aan. ‘Als ge een beetje nadenkt, zult gij dat wel begrijpen. Het is allemaal niet zo moeilijk, als ge eens een beetje moeite doet. Als gij niet weet hoe een bankkaart en een automaat werken, mevrouwtje, dan zijt ge verloren. Dan is er geen toekomst meer voor u. U zult sterven van de honger als de laatste bakker zijn deuren heeft gesloten en nimmer meer de trein naar uw dochter en kleinkinderen kunnen nemen.’ Ik handelde juist. We moeten de vooruitgang op handen dragen, ze niet tegenwerken. Europa en Amerika zijn al gezwicht, en ook hele delen van Azië, maar de wereld is veel groter dan dat. De keizer op zijn ivoren troon, die de vooruitgang is, wil de gehele wereld onderwerpen. Hij wil een rijk stichten dat honderden keren groter is dan dat van Caesar destijds. Of als dat van Hannibal, die met zijn olifanten de Alpen overtrok, of waren het de Pyreneeën. Eigenlijk waren die beesten veel te groot. Al van mijlen ver kon je ze zien afkomen. Van een hinderlaag was hier geen sprake. Geen wonder dat deze dieren bijna uitgestorven zijn. 

De vooruitgang is een stille heerser die de macht wil over de gehele wereld. We moeten hem bijstaan in deze moeilijke taak. Met onze eigen handen en ons bloed en ons zweet en onze tranen moeten wij de vooruitgang tot bij onze zwarte broeders in Afrika brengen, opdat zij ook daar naar belspelletjes op televisie kunnen kijken en ongelooflijk veel geld kunnen winnen. En als dat niet lukt, moeten wij bidden tot een goede god die rechtvaardig is. Door te staan knoeien en wenen aan een automaat komen wij er niet. Dat is wat ik dat vrouwtje in het station probeerde te vertellen. Ze beloofde me op haar communiezieltje zilverpapier op te halen om die arme stakkers het geluk te geven wat ze verdienen. Op sommigen onder ons heeft de vooruitgang geen vat, bedacht ik mij. Dat vrouwtje melkt nog elke dag haar koeien en weet nog niet dat de VTM bestaat. Zij loopt op klompen en betaalt haar treinticket met het geld uit een oude sok die ze angstvallig verborgen houdt voor de Duitse bezetter onder de matras van haar bed. Ze drinkt thee die ze trekt van zelf geplukte lindebloesems en eet gepekelde haring uit haar kelder. Een koffiemachine en een koelkast zijn haar vreemd. 
‘Arm kind,’ dacht ik. ‘Als zij niet meegaat met de tijd dan is er geen toekomst meer voor haar. Ze moet koffie leren drinken en leren om een bankkaart te gebruiken en als het nog even kan ook nog illegaal muziek downloaden opdat ze niet aan haar lot zal overgelaten worden eens er een digitale god aan het roer van dit aardse schip staat. Een tijd die sneller zal aanbreken dan algemeen verwacht wordt. De mammoeten zijn reeds uitgestorven en ook de olifanten en treinconducteurs zullen volgen.’ En tenslotte de kunstenaars en de schrijvers. Als één van de laatste der Mohanikanen zal ik trachten stand te houden tegen het wassende water van de evolutie en als dat niet lukt dan kan ik nog steeds wetenschapper worden en met een klein groepje de wereld regeren. Of ik kan kunstenaar worden. Schilder van levensechte naakttaferelen, of van appels en peren sierlijk geschikt in een korf in een complementaire kleur. Of houwer van beelden. Viriele kunst. De mogelijkheden zijn schier oneindig! Iets conceptueel met mensen gekleed in dierenhuiden die, terwijl zij ritmisch maat slaan met houten spatels en pollepels op kookpotten, een natuurlijk jachttafereel uitbeelden. In wezen is het simpel. 

Onderweg naar mijn kot zette ik me even neer op de trappen voor de bibliotheek aan het Ladeuzeplein. Een zonnige winterdag deed het geloof in de lente oplaaien. De meisjes droegen kleedjes en korte rokjes en lieten een geurend spoor van shampoo met fruitextracten achter zich. Een verlammend effect. Ik bleef zitten en deed niets anders dan kijken. Mijn lievelingshobby; kijken naar meisjes in lentejurkjes die langzaam doorheen mijn gezichtsveld dartelen. Vandaag de dag lopen negen van de tien meisjes te bellen. U kunt hen wel complimenterend aankijken, maar dit sorteert geen enkel effect. Het meisje kijkt wel terug, maar dwars door jou heen. Haar blik blijft leeg, want zij is ergens anders met haar gedachten. Maar dat geeft niet. Ook mijn gedachten zijn elders. Niets mooier dan een paar lange vrouwenbenen onder een kleurrijk kleedje. Een enkele vrouw draagt een donkere stretchbroek onder haar rok, je kan de lippen zien bewegen, maar je hoort niet wat ze zeggen. 
De zon verdween langzaam achter dreigende wolken. De lucht kleurde zich in de meest onheilspellende tinten blauw en grijs. Niet het grijs van blinkend metaal en zilver, maar het grijs van onrust en droefenis. De Noordzee tijdens een woelige stormnacht. Of de kleur die olifanten soms plachten te hebben wanneer zij onverschrokken door de savanne van tropisch Afrika trekken, nietsvermoedend de strijd tegen de vooruitgang en de op ivoor beluste mens verliezend. 
De natte, leien stenen van het Ladeuzeplein die zonet nog de eerste warmte van het nieuwe jaar koesterden en omhelsden, weerkaatsten nu het invallende licht van straatlantaarns alsof de schilder van een ondergaande zon boven de Middellandse Zee eerder die dag zijn verfpot vergeten was en zijn werk nu geplagieerd zag door een onwelkundige kinderhand. 

Ik denk wel vaker in metaforen. Niet dat de werkelijkheid te saai is om deze in al zijn eenvoud te aanschouwen, maar de zoektocht naar steeds weer een originele vergelijking houdt het creatieve in mij wakker. Op die manier kan ik verbanden leggen die er niet zijn en een eigen wereld creëren waarin liefde en geluk overheersen. En waar de macht is weggelegd voor mooie meisjes die niets liever doen dan hele dagen naakt rond te dartelen over hemelse grasvelden, al tussen bloempjes en vlindertjes. 

Ik snoof de lentebloesems op en genoot van de chemische reactie in mijn brein die ontstond ten gevolge van al dat moois. 
Het lenteoffensief was er één van korte duur, maar deed mij reikhalzend uitkijken naar de komende weken.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.