“Ik kan helemaal niets vinden,” zuchtte de dokter nadat hij Paul wel drie keer van onder tot boven had onderzocht. “Je bent zo gezond als een visje.”
Maar zo voelde Paul zich helemaal niet. Hij had een vreemd gevoel in zijn buik, en in zijn hoofd. Al enkele dagen. Alsof er een mannetje in hem woonde.
“Soms lijkt hij immens groot. Dan voel ik hem zitten, van de topjes van mijn tenen tot in ieder sprietje haar. Meestal, echter, is hij klein. Denk ik. Zijn dag begint met een rondje doorheen mijn hoofd. Iedere ochtend opnieuw. Een paar minuutjes. Om wakker te worden. Een koude rilling trekt als een golft doorheen mijn hele lichaam wanneer hij zich langs mijn ruggengraat langzaam naar beneden laat glijden. Zo, tot op de bodem van mijn maag. Daar zit hij meestal tijdens het ontbijt. En het middagmaal. En ’s avonds ook wel. Het is een vreemd gevoel.”
De dokter knikte instemmend. Hij had al eerder met dit probleem te maken gekregen. “Jij bent helemaal niet ziek,” zei de dokter. “Jij mist!” Paul wist niet goed wat hij moest denken. “Ik mis?” De enige mist die Paul kende, was diegene die op lenteochtenden doorheen de weide sluimert. Donzige sliertjes die door de eerste zonnestralen richting hemel geroepen worden, en waarop dromerige gedachten veilig de volgende nacht afwachten.
“ Is dat gevaarlijk, missen?” “Doet dat pijn?” “En, wat doe je daar dan aan?” Paul had meer vragen dan dat de dokter antwoorden kende. “Hier! Neem dit boek maar mee naar huis,” zei hij, “misschien vind je er wel de antwoorden die ik jou niet kan geven.”
Het was een oud boek met een rode, leren kaft. Het was vele keren groter dan hijzelf en het kostte Paul dan ook heel wat moeite om het tot in de top van de oude eik te krijgen. De bladen waren vergeeld en geurden naar de smeuïge kaarsen waarbij ze jaren geleden voor het laatst gelezen werden. Het was een dik boek. Minstens duizend pagina’s, al wist hij niet precies hoeveel dat was, duizend. Heel voorzichtig sloeg Paul de eerste bladzijde om. ‘Mooiste Verhaal van de hele Wereld’ stond er te lezen in gouden, Gotische letters. Paul wandelde doorheen het dikke boek, en hield halt bij de titel van het eerste hoofdstuk: ‘Een madelief meisje’.
Een vloedgolf van afdwalende gedachten sleurde Paul mee in het verhaal, dompelde hem onder in een zee van zinnen, en zette hem pas drie dagen en drie nachten later weer veilig aan land. Hij schudde de achtergebleven lettertjes uit zijn baard.
Paul had in zijn lange leven al vele verhalen gelezen of gehoord, maar dit was écht het mooiste verhaal van de hele wereld. Ieder woord stond op de juiste plaats, als een puzzel waarvan ieder stukje past. Woordje, woordje, en nog een woordje daaraan vast. Geen enkele letter was te veel of stond niet op zijn plaats, en het leek wel of sommige woorden speciaal voor dit verhaal waren bedacht. Zo mooi vond hij het. De zinnen vielen als zilveren watervallen van zorgvuldig uitgekozen letters op het blad en wanneer je ze zachtjes fluisterde, klonken ze als ‘s werelds mooiste lentelied, gespeeld op xylofoontjes van het zuiverste kristal. Soms kreeg Paul een krop in zijn keel, en heel af en toe vluchtte er uiterst langzaam een traantje langs zijn wang en lippen, in de richting van zijn baard.
Het verhaal was zo mooi dat het vele kleine wolkjes herinnering, die als donzige sliertjes droom doorheen zijn gedachten sluimerden, bij hem losmaakte.
Paul ‘mistte’ nog steeds.
Reactie plaatsen
Reacties