PAUL 4: Zelf schrijven

Gepubliceerd op 31 januari 2019 om 20:03

 

Paul trok de weide onder hem in om op zoek te gaan naar het ideale blad om er een brief aan het meisje op te schrijven. Normaal schreef hij zijn brieven altijd op kleine reepjes berkenschors, maar hij wist dat mensen hun brieven nu eenmaal niet op schors schrijven maar op bladeren, en ze dus ook enkel zo zouden lezen. Het kleine dennenbos liet hij links liggen,de harde naalden zijn er om mee te schrijven, niet om op te schrijven, en tussen de zachte kan je heerlijk slapen. Al na enkele minuten had Paul een grote voorraad bladeren verzameld. In alle mogelijke groottes, kleuren en vormen. Voor iedere gelegenheid had hij wel een gepast exemplaar weten te vinden. Zo had hij kleine, frisgroene bladknopjes om op de eerste lentedag vrolijke deuntjes op te schrijven. En grote donkerbruine, halfvergane herfstbladeren om diepe, sombere gedachten op weg te schrijven. Nog net voordat de winter zou beginnen. Het is altijd beter om de winter niet in te gaan met sombere gedachten. De winter is zo al grijs genoeg.

Voor deze brief was zijn keuze gevallen op een espenblad aan het begin van de herfst. Het gebied rond de nerven kleurde nog diepgroen, en was glad, maar de buitenkanten krulden al wat neerslachtig naar beneden en toonden de eerste tekenen van veroudering. Het deed hem wat denken aan het oude perkament van het dikke boek, ook dat was aan de zijkanten donkerder gekleurd dan in het midden van de pagina. En schatkaarten. Schatkaarten hebben ook steeds een afgebrande rand. Dit was dus zeker een goede keuze, vond Paul. Uiterst precies sleep hij een gloednieuwe dennennaald tot de gewenste scherpte. Je moet een minuscuul puntje bloed kunnen zien, wanneer je voorzichtig met de naald in het topje van je wijsvinger prikt.

 

Maar wat moest hij nu schrijven? Regels. Hij zal regels schrijven. Er niet naast, en er niet over. En er al zeker niet tussen. Dan zou het meisje tussen de regels moeten lezen, en tussen de regels kan je niet vinden wat er niet geschreven staat. Dat had hij zopas nog geleerd. De tittel, die wist hij al. ‘Liefste,’ dat vond hij een mooie titel. En met een komma. Punten zijn te eindig. En over een komma kan je je zachtjes naar beneden laten glijden naar de eerste zin. “Die eerste zin zal ik dan zo mooi schrijven, dat ze onmiddellijk verder zal willen lezen naar de tweede. En de derde. En de vierde.” Ook al is zij dan te groot om zichzelf over de komma’s te laten glijden, haar ogen zullen zich een weg banen door, over, en tussen iedere letter en ieder woord. “En dat ze dan de hele brief in één keer uit zal lezen, even naar adem happen, en hem nog eens zal lezen.” Deze keer ook tussen de regels, om zich er zeker van te vergewissen dat er ook daar niets staat geschreven. “Ja, zo een mooie brief zal ik schrijven.” “en ik zal schrijven dat ik haar mis.”

 

Paul bladert in boeken, opent kasten en dozen, schudt hele zakken leeg en sorteert de mooiste woorden. Maar hoe hij ook probeert, hoe hij ze ook draait en keert. Ze door elkaar schudt, omdraait, er met een grote boog omheen loopt en ze eens van de andere kant bekijkt. Ze lijken niet te willen zeggen wat hij bedoelt. Hoe meer gevoel hij in zijn tekst probeert te leggen, hoe meer de randen van het espenblad opkrullen, naarmate dat de tijd verstrijkt.

Vol goede moed begint Paul aan een nieuwe brief. Op echt papier. Op papier gaat alles goed. “Dat zal ik haar ook schrijven”, denkt Paul. “op papier gaat alles goed.” Misschien dat missen er ook wel lukt. Voorzichtig scheurt hij de laatste bladzijde uit het dikke boek. Boeken hebben steeds een lege pagina op het einde. Om jezelf een lang en gelukkig leven te kunnen schrijven, zo dacht Paul.

Langzaam doopt hij de vlijmscherpe punt van de dennennaald in de stam van een inktzwam die iedere herfst bij hem onder de vensterbank groeit. “Liefste,” zo schrijft hij voor de zoveelste keer. Komma.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.