PAUL 7: Jaloers

Gepubliceerd op 31 januari 2019 om 19:55

 

De hele nacht had Paul geen oog dichtgedaan. Na enkele uren van onrustig woelen was hij opgestaan uit bed. Het was nog donker buiten, en veel te vroeg om zijn sterrenmantel binnen te halen. En het feit dat hij problemen had, moest niet iedereen onverwachts wekken uit hun slaap. Want dat zou het resultaat zijn als hij naar buiten ging. De relmuis en de zevenslaper zouden schrikken van het plotse licht, en verblind opbotsen tegen de vos en de das die gehaast de plots ingevallen dag tegemoet komen lopen. Laat dat maar zo, dacht Paul. Hij zette zich op een krukje aan de tafel en trok enkele haren uit zijn baard die hij met dennenhars vastmaakte aan een houtje. Een vlotte, strijkende beweging langs het ruwe oppervlak van de eik, zorgde voor het nodige vonkje. Dit was de manier waarop Paul vuur maakte de zeldzame keren dat hij het nodig had. Aangezien hij zelf bepaalt over dag en nacht, kan hij nooit overvallen worden door een plots invallende duisternis. En wanneer in de winter de temperaturen zakken tot ver onder het vriespunt, houdt hij zijn winterslaap in zijn warme nest van bladeren en mos.

De eikelthee die hij iedere ochtend zette, was inmiddels doorgelopen. De indringende geur vervulde de hele kamer. Paul neemt het dekseltje van de suikerpot. Leeg. Hij slurpt een klein nipje thee uit het eikendopje, maar spuwt hem onmiddellijk weer uit. Normaal begint Paul zijn dag niet zonder een goede slok eikelthee, maar vandaag smaakte het hem te bitter. Zeker zonder de suiker. Hij nam het groene kampvuurkaarsje dat hij van het meisje gekregen had, en zette het voor zich op tafel naast de foto van haar met de oude boom en de grasgroene bloemenweide. Hij dacht na. De wolkjes herinnering die daarnet nog doorheen de kamer sluimerden zijn verdwenen in de stilte van de nacht. Zijn ellebogen rustten op tafel, terwijl hij zijn baard heen en weer wreef tussen de topjes van zijn wijsvinger en duim. Er zat een knoop. Normaal zou hij die er meteen uitknippen, maar vandaag kon het hem maar weinig schelen. Zijn hoofd was verzonken in zijn handen. En in zijn gedachten. Hij staarde maar wat voor zich uit, en tuurde naar de fonkelende sterren, die aan hun nachtelijk schouwspel in een donker decor, waren begonnen. Wat verwenste hij hen nu.

“jullie hoeven niet te missen’, riep hij luid. “jullie hebben elkaar. Altijd. Waar één van jullie is, is de rest nooit veraf.” Sterren. Hoeven. Niet. Te. Missen… Nooit. De zon wel. De zon mist de maan wanneer deze ’s ochtends ondergaat. Enkele minuten per dag, langer kunnen zon en maan elkaar niet zien. Het is bij deze korte ontmoeting dat de zon plots begint te blozen en de hemel kleurt in de mooiste tinten rood, roze en oranje. Zonverliefdrood was Paul zijn lievelingskleur. En de maan? De maan mist de zon.

 

Paul slofte weer in de richting van zijn bed, nam het dikke boek dat hij van de dokter gekregen had van het nachtkastje, en zette zich weer op zijn kruk. Het licht van het kampvuurkaarsje danste over de vergeelde bladzijden en gaven ze een nieuwe geur. Geen echt nieuwe geur, maar een extra laagje, zoals je kasten, deuren en raamlijsten van tijd tot tijd een extra likje verf geeft. Een extra likje geur. Die van zomeravonden. Die van grasvelden. En die van bloemenweiden. Die van haar haar. En die van die ene avond. Hij ging op zoek naar alweer een antwoord op alweer een vraag die hij zich eigenlijk niet hoefde te stellen.

 

Dat hij nu niet miste, en ook niet mistte, dat wist hij wel zeker. Wat hij nu voelde was geen gemis. Geen mannetje dat doorheen zijn hersenpan liep, en zich over zijn ruggengraat liet zakken tot op de bodem van zijn maag. Het zat buiten hem. Het zette zich dan op zijn rug, dan weer op zijn schouders. En woog zwaar als lood. Het mannetje maakte hem het wandelen zwaar. Het woog ook op zijn gedachten. Het leek wel alsof het de hele tijd nare ideeën in zijn oor fluisterde. Dat het meisje daar misschien wel gelukkiger zou zijn. ‘kijk hoe ze lacht’. ‘Zie je die stam? Die boom is minstens tienduizend jaar oud. En die bloemenwei? Wie tovert er voor haar die bloemenwei?”

Zijn hoofd leek wel te ontploffen, maar Paul kon zich haast niet meer bewegen. Hoe hard hij ook probeerde, de nare gedachten bleven op hem drukken. Alsof er een molensteen op zijn hele lichaam rustte.

Hij tuurde voor zich uit. De tranen rolden over zijn wangen en ontmoetten de druppels gesmolten kaarsvet ergens in een hoek van de foto. Een plas stollende gevoelens. Vastbesloten las hij verder. Deze keer las hij ook het allerlaatste, verboden hoofdstuk. Enkel lezen bij hopeloos zwaar en donker gevoel van gemis, dat stond er. Zijn gevoel was zwaar. En moest het niet op zijn rug zitten, zodat hij het kon zien, dan zou het ook vast en zeker donker zijn. Zo voelde het aan. Donker. Heel donker. Misschien zelfs nog donkerder dan zwart. Het voelde donkerder aan dan de donkerste nacht die hij ooit tevoorschijn heeft getoverd.

Verwachtingsvol draaide hij de bladzijde om.

 

Je mist niet

Je bent JALOERS. Het woord stond geschreven in grote letters. Daaronder een korte uitleg:

“ Donker, zwaar gevoel. Gemoedsrust of emotie die optreedt wanneer men datgene wenst te krijgen wat een ander reeds heeft gekregen, of wenst dat de ander datgene niet had. Dit kan zowel om materie, eigenschappen als om relaties gaan. Iemand anders heeft iets dat de jaloerse persoon belangrijk vindt om te hebben. Als de ander gezien wordt als gelijkwaardig zal de jaloezie erger zijn, omdat de jaloerse persoon aanneemt dat hij of zij de gewilde zaak net zo goed zelf had kunnen hebben. Jaloezie is een van de machtigste oorzaken van verdriet. Bij een acute aanval van jaloezie ervaart men veel lichamelijke symptomen. Spierspanning, rillingen en duizeligheid kunnen uren aanhouden en verdwijnen dan langzaam weer. Jaloezie voelt aan als een donker beest dat meereist op je schouders, het je het lopen moeilijk maakt. Jaloezie fluistert onafgebroken zware gedachten in je oor, en laten ze rondspoken in je hoofd.”

 

Daaronder een tekening van het gevoel. Het was een afschuwelijke tekening. Het gevoel was donker, maar niet zwart. Het was een vreemde kleur groen. Het groen van de uniformen van soldaten. Oorlogsgroen. Het gevoel straalde angst uit. Het was het meest angstaanjagende en lelijke gevoel dat hij ooit gezien had.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.