PAUL 11: Samen leven

Gepubliceerd op 31 januari 2019 om 19:43

 

Paul zuchtte. Hij had het gemis geen geschikte plaats kunnen geven. Ook het verzetten van zijn gedachten en niet aan het meisje denken waren niet gelukt. Hij nam het dikke boek weer bij de hand en daalde af tussen de regels om te kijken wat daar stond geschreven.

“In de tijd dat je het gemis geen geschikte plaats weet te geven. Je je gedachten niet kan verzetten omdat ze te groot of te zwaar zijn, en ook niet aan haar denken niet lukt, is het belangrijk om te leren leven met het gemis.”

Paul nam zijn notitieboekje bij de hand:

1) gedachten verzetten

2) niet aan denken

3) echt niet aan denken

4) toch wel aan denken

5) leren leven met het gemis

Er stond geen verdere uitleg in het boek. Paul besloot om het gemis bij hem thuis uit te nodigen. Misschien dat het wel lukte om samen te leven. Ten minste, toch voor even. Daarna kon hij het misschien een plaats geven. Wat gedachten verzetten, zodat er plaats vrijkomt voor het gemis, en het dan een vaste plaats geven. In de hoek van de kamer bijvoorbeeld.

“Ik zal het gemis een brief schrijven”, dacht hij. Paul scheurde een blaadje uit het notitieboekje, scherpte een dennennaald en schreef:

Liefste gemis,

Hij schrapte.

Het meisje was zijn liefste. Het gevoel dat het gemis bij hem veroorzaakte, kon een liefste hem onmogelijk aandoen, toch?

Ook een beste was hij niet. Dat wist hij wel zeker.

Misschien is het beter dat ik hem een uitnodiging stuur. Een brief kan je lezen, en wegleggen. Misschien leest het gemis mijn brief, denkt: ‘wat een mooie brief’, en legt hem dan gewoon aan de kant. Of bewaart hem in een doos. Maar vergeet hij te komen. Op een uitnodiging moet hij wel een antwoord sturen.

In grote letters schrijft hij bovenaan het briefje:

UITNODIGING. Een lijntje er onder.

 

UITNODIGING:

Gemis,

Wil je naar me toe komen? Dan drinken we samen thee. Kijken een hele nacht naar de sterren. En hebben ontbijt. Daarna zien we wel weer.

Paul

PS: Ik woon in de oude eik.

PSII: kom alleen!

De tweede PS voegde hij voor al de zekerheid toe. Misschien dacht het gemis wel dat het een feestje was en nam hij één van zijn lelijke vrienden mee. Voor al de zekerheid voegde hij nog een derde PS toe.

 

UITNODIGING:

Gemis,

Wil je naar me toe komen? Dan drinken we samen thee. Kijken een hele nacht naar de sterren. En hebben ontbijt. Daarna zien we wel weer.

Paul

PS: Ik woon in de oude eik.

PSII: kom alleen!

PSIII: geen feestje! Geen vrienden! Geen cadeaus!

 

Paul liep de hele weide door in de richting van de knotwilg. De dikke grauwe mist wou hij niet nog een keer in, dus hij prikte het briefje aan een doorn van de braamstruik die onderaan de wilg groeide. Daarna ging hij weer naar huis. Paul zette zich op een tak en wachtte op een antwoord van het gemis. Twee dagen had hij niets gedaan dan wachten, wachten en nog eens wachten, maar toen hij de derde dag ontwaakte, zag hij hoe er een donker, kleverig slijmspoor over het paadje naar zijn huis liep. Het kon niet anders of het gemis had antwoord gegeven. Onderaan de stam van de oude eik kleefde een klein donker briefje. Het kleefde en was vuil en smerig. In dikke zwarte letters stond er geschreven:

Paul, Ik kom morgen. Het gemis.

“Fijn”, dacht Paul. De volgende ochtend klopte het gemis bij Paul op de deur.

“Je hebt toch geen vrienden mee he?” vroeg Paul. “Nee”, gromde het gemis. “Waarom moest ik komen?” “Wij moeten maar eens proberen samen te leven” “Samen leven?” “Ja, kom zet je. Thee?”

Zonder zijn antwoord af te wachten, schonk Paul het gemis een kopje dampende eikelthee in.

“Melk? Suiker?” “Ik lust geen thee. En geen melk of suiker. Heb je geen koffie? Zwart. Donkerzwart.” “Nee, ik drink nooit koffie. Water?”

Ze dronken water. Het gemis roerde er wat modder doorheen.

“Stukje cake?” Paul had de cake gebakken die het meisje steeds voor hem bakte. Chocoladecake met stukjes eikel, kastanje, en paddenstoelen met witte stipjes. “Heb je geen braamtakken, of een stukje doornstruik?”

Vreemd, dacht Paul, maar hij knipte een jong takje van de braamstruik onder aan de oude eik.

“Ook eens proeven?” Het gemis kauwde verlekkerd op de jonge doornen.

Het prikte en stak Paul in de keel. Alsof hij een scheermesje had ingeslikt.

“Laten we stoppen met eten en drinken en naar de sterren kijken.” Stelde Paul voor.

Paul liet het gemis zijn zwarte sterrenmantel zien, die hoog aan de hemel pronkte. In zijn altijd grijze, grauwe en donkere wereld kende het gemis geen dag en nacht. Dus ook geen sterren en geen maan.

“Mooi, he?” “Ik vind er niets aan.” Het gemis haalde zijn schouders op. “Het zwart vind ik mooi, maar die flikkerende lichtjes. Nee. En die grote bol, die maakt het zwarte veel te licht.”

“Die bol dat is de maan.” Paul liep helemaal rood aan. “De maan dat is het mooiste wat er is!”

Woedend schopte hij het gemis uit de oude eik. De koffie en de doorntakken kon hij nog door de vingers zien, maar iemand die de zuivere schoonheid van de pure maan niet kon waarderen, daar kon hij onmogelijk mee samen leven.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.