HOOFDSTUK 13: Een mooi meisje

De Leuvense grote markt. De avond viel, en niet eens zo onzacht. De ondergaande zon bood een harde confrontatie met de werkelijkheid. Heel alleen stond ik te kijken naar het architecturale hoogstandje dat het stadhuis is. De honderden kalkstenen beeldjes werden sfeervol verlicht door de ondergaande zon. Ooit komt de dag dat ik hier sta met mijn geliefde aan mijn zij, en dan zal ik op dezelfde manier naar haar kijken als dat ik naar dat prachtige gebouw stond te kijken; vol bewondering. Het is zo ’n nacht waarop je denkt dat al die sterren enkel en alleen stralen voor jou. Ik wijs naar een sterrenbeeld. Ons sterrenbeeld. En dat ik de croissants niet mag vergeten, en het fruitsap, voor het verrassingsontbijt van morgen. 

Dat is iets voor later echter, binnen enkele maanden of enkele jaren. Ik liep de Naamsestraat op naar boven en zag alweer een gebouw gebouwd in een tijd ver voor de onze. Geheel opgetrokken in Gotische stijl. De mensen waren de ronde bogen uit de Romaanse tijd beu en zijn toen de gebogen gewelven gaan vervangen door spitse. Alles moest hoog en scherp zijn. De mensen droegen zelfs spitse schoenen. Verticaliteit was het stokpaardje van deze nieuwe generatie Romeinen, de Goten, want zo heette dat volkje waarnaar deze innovatieve bouwstijl genoemd werd. Het werd een wereldwijd succes, maar ook dat liedje bleef niet duren. Later volgden nog de renaissance, ‘wedergeboorte’ in het Frans, en het postmodernisme. De mensen houden van afwisseling. We leven in een maatschappij die diversiteit predikt. Niets mag te lang hetzelfde blijven. Eerst mag de CD&V enkele jaren aan de macht komen en daarna mogen de socialisten en de liberalen het eens proberen met hun paarse regering. En ook Lierse of Wichelderzande mogen eens kampioen spelen in het voetbal. Het moet niet altijd Anderlecht of Club Brugge zijn. Het is niet meer dan normaal dat dit architecturale hoogstandje met zijn spitse, hoge ramen ooit zal moeten verdwijnen. Er moet een gebouw komen van glas en metaal en beton. Het is de wens van een volk dat, gedreven door de vooruitgang, geen tijd meer heeft om stil te staan bij de helden uit een collectief verleden. 

Met tranen in mijn ogen liep ik verder in de richting van mijn kot. Ik belde Roel en Senne op. Wij dienden nog eens zwaar uit te gaan om de vooruitgang te vieren en onze eeuwenoude helden te eren, en om ons geheel lazarus te drinken. Lazarus is een Bijbelse figuur uit het Nieuwe Testament die, toen hij al enkele dagen overleden was ten gevolge van zijn melaatsheid, door Jezus weer tot leven werd gewekt. Persoonlijk vind ik dit één van de mooiste parabels die er is. Ook wij zullen morgenmiddag uit onze schijndode roes gewekt worden door het monotone gerinkel van de wekker dat ons er aan zal herinneren dat wij nog een taak te vervullen hebben op deze wereld en geen hele dagen in ons luie bed mogen blijven liggen. Ik moet een essay indienen. Over enkele uren op het bureau van de prof, volledig in orde met naam en datum en een lijntje onder de titel. Zo eenvoudig is dat. Ik dien een essay in en krijg een diploma in de plaats. Een diploma vol met leugens waarop staat dat je de waarheid kent (© Stef Bos). Ingekaderd geluk. ‘Master in de Toegepaste Taalkunde’ zal er te lezen vallen in het kadertje bij mij op het toilet, en ook op het vergulde naambordje aan de brievenbus: Maarten De Smedt, schrijver. Maar dat zijn zorgen voor later. Nu moet er gefeest worden. Morgenvroeg staat mijlenver van hier. 

Tussen Roel en Senne in liep ik in de richting van de Seven Oaks, een kelder ingericht tot een druk bezocht danscafé in het centrum van Leuven. Als er gefeest en gedronken dient te worden zijn Roel en Senne het ideale gezelschap. Vrienden waarvan je weet wat je aan ze hebt. Een gesprek van man tot man over de mooiste meisjes of een heus drankfestijn. Niets is hen te veel. Igor was er ook. Nog zo een leuke jongen. Dansklassiekers schalden door de luidsprekers toen het feest eenmaal was losgebarsten. Badend in het zweet stond ik het beste van mezelf te geven op een geïmproviseerd podium toen ik plotseling gestoord werd door een meisje. Normaal neem ik zelf vrouwelijk gezelschap mee naar gelegenheden als deze, om zulke situaties te vermijden. Mijn snowboardmeisjes: Jasmien en Hemilie en Lise, het bewijs dat een meisje én blond, én lief, én mooi kan zijn. ‘Zijn jullie misschien een koppel?’ vroeg dat ene meisje spontaan, doelende op mij en Igor. Die mogelijkheid was natuurlijk bestaande, op zich dus geen domme vraag van dat meisje. Het gebeurt wel vaker dat een jongen verliefd wordt op een andere jongen, en misschien overkomt het mij ook wel eens, maar voorlopig ben ik op avonden als deze steeds enorm heteroseksueel en dat mocht dat meisje al spoedig aan den lijve ondervinden. Ik had nog maar net mijn gevoelens vogelvrij verklaard. De jacht was weer open. Ik ben een prooi die de confrontatie met zijn jager niet schuwt. En ik loop niet laf weg eenmaal wij oog in oog staan. 

Ze had een ring gescheurd uit een met bier doordrenkt bierviltje en schoof deze voorzichtig rond mijn ringvinger. ‘Om mij niet te snel te vergeten,’ fluisterde ze erbij, terwijl ze met haar tong sensueel over haar eigen lippen streek. Ik bleef er relatief rustig bij. Het was een mooi meisje met lange, bruine haren. Haar naam ben ik inmiddels vergeten – of heette ze Sofie - maar ik weet nog wel dat ze me vroeg of ze eens aan mijn tepels mocht voelen. Ik stemde toe, want in mijn ethiek is een omgekeerde reactie dan ook toegestaan, een overtuiging waarvan ik dankbaar gebruik maakte. Meestal durf ik niet met een meisje te praten als ik nuchter ben en als ik heb gedronken dan kan ik het niet meer. Als zovelen koester ik een diepe angst voor de liefde. 

‘Hallo. Ik ben een meisje en ik hou van kaneel, groene appels, vogels van klein formaat, drinkwater, oranje, bruin, thee, tandenpoetsen, speculaas, vlinders, bellenblazen, watermeloen, groene ogen, douchen en noten,’ stelde ze zichzelf voor. 

‘Ik ben Maarten, een jongen.’ 

‘Vertel eens eerlijk wat je van mij vindt’ vroeg dat meisje mij terwijl mijn hand nog wat onwennig tegen haar borst lag. Haar stem klonk zwoel als een Vlaamse zomer: de lucht vol weemoed naar alles wat beter en misschien wel helemaal niet was. 

‘Ik vind jou een zeer leuk meisje,’ zei ik, ‘en je hebt mooie bruine haren. Ik zou hier uren met jou kunnen staan praten op dit podium, eventueel een glaasje wijn erbij. Maar…’ 

‘Maar wat? Je vindt mij niet aantrekkelijk hé? Dat is het. Je vindt mij niet mooi genoeg, is het niet? Persoonlijkheid zit vanbinnen. Moest je mij echt een mooi meisje vinden zat je zelf al wel in mij.’ 

Schaakmat. Voor het eerst in mijn nog jonge leven wist ik echt niet wat zeggen. Ze had me voor een dilemma geplaatst. Ik kon toch niet gewoon eerlijk zijn en zeggen dat ik haar niet aantrekkelijk vond? 

‘Kom eens hier, grote jongen. Laten we lekker stout zijn,’ fluisterde ze zachtjes, terwijl haar feilloos gemanicuurde handen langzaam afzakten in de richting van de knoppen aan mijn broek. 

‘Maar ik ben geen stoute jongen’ zei ik haar. De zenuwachtigheid in mijn stem moet duidelijk hoorbaar zijn geweest. 

‘Ah, jij bent er zo eentje’ grijnsde ze. Ik kon onmogelijk opmaken of dit nu sensueel dan wel dreigend bedoeld was. ‘Er is niemand die er achter zal komen. Alsjeblief.’ Ze smeekte me bijna. ‘Mijn kot is hier vlakbij. Niets anders dan de gehele nacht instinctief de liefde bedrijven, in alle mogelijke standjes en op alle mogelijke manieren om dan finaal uitgeteld in elkanders armen in slaap te vallen en te dromen over dat wat onbereikbaar is. Dierlijk. Zonder verplichtingen achteraf. Ik hoef je naam niet eens te weten.’ Met haar tanden in fosforescent wit scheurde ze de knoppen van mijn broek. Ik voelde haar vingers afdalen in mijn boxershort. Behoedzaam. Millimeter na millimeter, zich op het onverwachte voorbereidend, tastten de topjes van haar vingers iedere oneffenheid in mijn huidoppervlak af. Chirurgische precisie, erotische scanner. Haar tong maakte dezelfde beweging, van mijn tepels over mijn navel, zo naar beneden. Ik hield mijn adem in en probeerde om niet te bewegen. 

Is een man überhaupt in staat om niet te bewegen wanneer er een vrouwentong uiterst langzaam, champagnetintelend afdaalt in de richting van haar doel? 

Mijn ademhaling kwam weer op gang. 

‘Ik kan helemaal niet stout zijn,’ wees ik haar aanbod vriendelijk af, ‘ik ben nog maar net een beetje ondeugend aan het worden.’ 

‘…maar ik ben verliefd op jou,’ probeerde ze nog. ‘Op jouw haren, en op jouw lichaam. Op jouw onzekere glimlach. Ik zie je graag….’ 

‘Ja,’ zei ik, ‘dag’. Ik heb geen talent voor liefde. 

Zó mooi was dat meisje nu ook weer niet. 

ER ZIJN GENOEG VISJES IN DE ZEE 
IK BEN HET LOZE VISSERTJE

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.